Recente ILVO-onderzoeksresultaten - 2 april 2019
Varkens & pluimvee
Hieronder vindt u de hand-outs en de belangrijkste conclusies van de studiedag:
Voeding: varken
- Inschatten van nutriëntenbenutting via NIRS analyses
De belangrijkste indicator voor het schatten van de voederkwaliteit en -benutting is zijn netto energie inhoud. Naast de dure in vivo verteerbaarheidsexperimenten kan NIRS (oftewel Nabij infrarood reflectie spectroscopie) worden gebruikt om de netto energie-inhoud (NE) en verteerbaarheid van voeder (VCos) te voorspellen. Het combineren van zowel de spectra van het voeder en de mest naast elkaar zorgt voor een betere inschatting van de voederbenutting i.p.v. afzonderlijk. En dit zowel op bedrijfs-, hok- en dierniveau. De huidige dataset wordt nog uitgebreid met bijkomende voeder- en meststalen, en de kalibraties worden verder gevalideerd.
- Interactie tussen eiwitgehalte in dracht- en speenvoeder op bigprestaties en mestconsistentie na spenen
Een te hoog eiwitgehalte in biggenvoeders verhogen het risico op speendiarree door een invloed op de microbiële samenstelling en activiteit in de dikke darm. De microbiële samenstelling wordt reeds vroeg in het leven bepaald. Daarom wilden we nagaan in welke mate het zeugenvoeder een effect kan hebben op de biggen kort na het spenen en daarna. Er werd een proef uitgevoerd met verschillende eiwitgehaltes tijdens de dracht en na het spenen. Dit leidde tot 4 behandelingsgroepen: HH, HL, LL, LH (H=hoog; L=laag) waarbij de eerste letter staat voor het eiwitgehalte van het drachtvoeder en de tweede letter op het voeder in de batterijperiode. Er werden geen opmerkelijke verschillen gevonden in de groeiprestaties en de slachtresultaten van de vleesvarkens bij de verschillende voederstrategieën. De dagelijkse voederopname vanaf 9 weken tot slacht lag evenwel significant hoger bij de LH-groep vergeleken met de LL-groep, maar er was geen significant verschil in voederconversie. Bij het scoren van de mestconsistentie zagen we iets slechtere scores bij de dieren afkomstig van de zeugen op het hoog eiwitvoeder.
- Effect van variërend zoutgehalte op groeiprestaties en mestconsistentie van biggen
Uit een ILVO-proef blijkt dat het momenteel niet aangewezen is om de zoutgehaltes van de huidige speenvoeders op te trekken. Variërende zoutgehaltes (1,9 tot 3,9 g/kg) lijken geen invloed te hebben op de groeiprestaties van biggen. De consistentie van de mest wordt evenwel negatief beïnvloed door hogere zoutconcentraties.
- Testwerking: kies de juiste eindbeer voor jouw bedrijf
Niet elke beer is dezelfde. Een juiste keuze van eindbeer kan een groot verschil maken naar het rendement van een varkensbedrijf. Doel van de onafhankelijke testwerking is om de genetische verschillen bij eindberen van fokkerijorganisaties (momenteel VPF, RASE Genetics en AWE) bloot te leggen zodat alle varkenshouders de meest geschikte genetica kunnen selecteren voor hun bedrijf. Via de testwerking-tool op https://testwerking.ilvo.be kunnen varkenshouders momenteel de kraamstal- en slachtkwaliteitsparameters van 123 eindberen vergelijken. Vanaf maart 2019 zijn ook de voederconversie- en groeiresultaten van 89 eindberen beschikbaar.
- Herdefiniëren van voederconversieformule via participatief onderzoek
Het ontbreken van een uniforme berekening voor de voederconversie maakt het moeilijk voor varkenshouders om in te schatten of ze goed bezig zijn. ILVO en UGent gingen daarom samen met de sector op zoek naar een uniforme berekeningswijze voor de voederconversie en lanceerden onderstaande berekeningstool. De karkasgroei per kg voeder en gestandaardiseerde karkasgroei per kg voeder kan worden berekend via https://varkensloket.be/tools/karkasgroei. Elke gebruiker geeft hiervoor 6 gegevens: het gemiddeld opleggewicht van de biggen, het aantal opgelegde biggen, het aantal afgeleverde varkens, de totale hoeveelheid voeder gebruikt tijdens de afmestperiode, de afmestduur en het gemiddeld karkasgewicht (warm of koud).
Productkwaliteit: varken
- Effect van berenlijn op groeiprestaties en vleeskwaliteit
Door beren van diverse genetica in te zetten kunnen we de smakelijkheid van het varkensvlees op de Vlaamse markt verbeteren. De karkaskwaliteit, de belangrijkste basis voor uitbetaling aan de varkenshouders, is het hoogst bij de Belgische Piétrain vergeleken met de Franse Piétrain en de Canadese Duroc. Ook wordt een trend tot een gunstiger voederconversie gerealiseerd. Als varkenshouders een andere eindbeer willen inzetten moeten ze dus een meerprijs kunnen realiseren om de hogere voederkost, het lagere karkasrendement en het lagere mager vleespercentage te compenseren.
- In welke mate beïnvloedt de voederstrategie de smakelijkheid van varkensvlees?
De invloed van hoog- en laag energiegehalte in het voeder tijdens de laatste periode van de afmest op vleeskwaliteit werd geëvalueerd bij immunocastraten en bargen. Vleeskwaliteit werd geëvalueerd op basis van vleeskwaliteitsparameters (pH, dripverlies, kookverlies, scheurkracht, intramusculair vetgehalte), en door een consumenten- en expertenpanel. Consumenten kregen twee maal twee bereide stukjes vlees samen aangeboden: 1) immunocastraten op hoog en op laagenergievoeder en 2) bargen op hoog en op laag energievoeder. Zowel op basis van de metingen als op basis van het experten- en consumentenpanel kon geen verschil aangetoond worden tussen het hoog- en het laagenergievoeder. De bargen scoorden volgens de experten beter dan de immunocastraten op vlak van malsheid, met een hoger intramusculair vetgehalte en lagere scheurkrachtwaarde (maat voor taaiheid). Het waterhoudend vermogen (drip- en kookverlies) was significant beter voor de bargen dan de immunocastraten op laagenergievoeder, wat ook resulteerde in een betere baksmaak van deze bargen op laagenergievoeder. We kunnen dus besluiten dat het energiegehalte in het voeder geen invloed heeft op de smakelijkheid van varkensvlees en dat het vlees van bargen op bepaalde vlakken smakelijker is dan dat van immunocastraten.
- Evolutie van berengeurcomponenten na immunocastratie
Hoe evolueren de berengeurcomponenten (androstenon, skatol en indol) na immunocastratie? En in welke mate verschillen de componenten bij immunocastraten van diverse eindbeerlijnen zoals de Belgische Piétrain (BP), de Franse Piétrain (FP) en de Canadese Duroc (CD)?
Biopsies, serum- en nekvetstalen werden verzameld op meerdere tijdstippen vanaf de eerste vaccinatie tot aan slacht. Zoals verwacht daalden de skatol- en androstenongehaltes na de tweede vaccinatie. Bij slacht was er echter een lichte stijging van androstenon in vet wat mogelijks te wijten is aan stress door transport naar het slachthuis, maar verder onderzoek moet dit bevestigen. Skatol daalde eerder gradueel wat aangeeft dat een periode van 3 weken na immunocastratie tot slacht of bv. 3 weken aangepast voeder voor slacht bij intacte beren raadzaam is. De indolgehalten in serum daalden bij de BP, terwijl deze een stijgend verloop kennen bij de FP en de CD. Bij BP en CD had geen enkel van de immunocastraten berengeur. Drie FP vertoonden echter verhoogde androstenon- (1) of skatolgehalten (2) ondanks correcte vaccinatie. Er is geen sterke link in de gehalten tussen de serum- en vetstalen, dus staalname van vet voor berengeuranalyse is een interessante methodiek om de evolutie van berengeur te evalueren.
Voeding: pluimvee
- Effect van Zn-bronnen op prestaties en vleeskwaliteit bij vleeskuikens in hittestress (niet beschikbaar)
- Kastanjetannines in leghennenvoeder en hun effect op verteerbaarheid en metabolisme (niet beschikbaar)
- Effect van voedervorm & RE-gehalte op vleeskuikenprestaties, vlees- & strooiselkwaliteit
- Inkuilen van mengteelten als alternatieve eiwitbron voor biologisch leghennenvoeder