EXTERNE BIOVEILIGHEID: SCHEIDING PROPERE/ VUILE WEG IS GEEN ALLES OF NIETS VERHAAL
Een belangrijk onderdeel van externe bioveiligheid is de scheiding tussen de propere zones en de vuile zones en de gecontroleerde overgangspunten tussen deze zones. Het uitgangspunt hierbij is dat alles wat beweegt risico met zich meebrengt. In de eerste plaats zijn dat dieren (zowel aangevoerde dieren als ongedierte), mensen (vooral bezoekers, personeel, leveranciers en adviseurs) en voertuigen. In de verdere tekst wordt vooral ingegaan op mensen en door mensen aangevoerde dieren en voertuigen.
'Alles wat beweegt vormt een risico'
Om de scheiding tussen de propere weg en de vuile weg zijn er vier stappen.
1. Verdeel het bedrijf in 2 of 3 zones
De drie (groen/grijs/rood) of de twee (vuil/proper) zones zijn:
b. Grijze zone = gecontroleerde zone (vuile weg): bestemd voor voertuigen en personen die op het bedrijf, maar niet noodzakelijk in de dierverblijven moeten zijn bv. voor het laden van dieren of leveren van voeder.
c. Rode zone = beperkt toegankelijke zone (propere weg): de zone waar de dieren verblijven. Personen hebben enkel toegang mits speciale maatregelen (minimaal: bedrijfskledij, wassen en ontsmetten van de handen).
Het indelen en visueel voorstellen kan bv. op een eenvoudige manier door satellietbeelden van het bedrijf of een schets van het erf passend in te kleuren.
2. Plan waar mogelijk een fysieke (hek/omheining/lint/ketting) of visuele barrière (bord/lijn) tussen de zones
Zwakkere fysieke barrières en visuele barrières houden mensen van goede wil (met of zonder voertuig) tegen. Sterkere fysieke barrières kunnen ook minder goed menende personen of groot wild zoals everzwijnen tegenhouden. In een ideale (maar weinig realistische) situatie kan rond de stallen een ononderbroken omheining worden geplaatst die zowel mensen als everzwijnen tegenhoudt (zie Figuur 1).
In werkelijkheid staat de woning vaak tussen de stallen of lopen de zones veel meer door elkaar. In dat geval zal de scheiding veel minder strikt zijn. Het is echter geen alles of niets verhaal. Er is een grote reikwijdte tussen totaal ongecontroleerde en onbeperkte toegang tot een bedrijf en de totale controle zoals in de ideale situatie. Het is dus niet omdat de ideale situatie onbereikbaar is dat inspanningen om de toegang beter in de hand te hebben geen nut of geen zin hebben. Onbeperkte toegang verminderen doet het risico op insleep sowieso dalen.
'Ongecontroleerde toegang beperken is altijd nuttig, ook als niet alles vermeden kan worden'
Om het aan mensen verbonden risico te verminderen zijn volgende principes van belang:
- Beperk de mogelijke toegangsroutes tot 1 of 2 toegangswegen
- Ga er van uit dat de meeste mensen van goede wil zijn, maar niet per definitie vertrouwd zijn met bioveiligheidsvereisten en mogelijke risico’s
- Gebruik gemakkelijk te interpreteren bewegwijzering en borden om duidelijk te maken waar voertuigen kunnen worden geparkeerd, waar en hoe men zich kan aanmelden en waar de toegang ongewenst is
- Voorzie een bel of vermeld een (zo goed als) altijd bereikbaar GSM-nummer
- Zorg dat personen die de stallen (propere zone) niet persé moeten betreden dit ook niet kunnen of moeten doen
3. Plan gecontroleerde toegangspunten
Dit zijn de plaatsen waar men van de ene zone naar de andere zone overgaat. Bv. via een hygiënesluis tussen de groene en de rode zone of tussen de grijze en de rode zone of door een toegangshek tussen de groene en de grijze zone. Tussen de groene en de grijze zone of tussen de groene en de rode zone moet een bezoekersregister aanwezig zijn. Als de overgang niet bestaat uit een hygiënesluis (verplicht minstens op 1 overgang aanwezig), plaats dan minimaal een ontsmettingsvoetbad, bij voorkeur in combinatie met stromend water om laarzen en handen te reinigen. Vul een voetbad met de juiste oplossing van ontsmettingsmiddel en water en ververs dit regelmatig.
Om vervuiling te voorkomen en het ontsmettingsmiddel optimaal te laten werken is het sterk aanbevolen een mogelijkheid te voorzien de laarzen vóór het voetbad te reinigen. Dit kan bv. met behulp van een waterslang en een handborstel of een laarzenreiniger. Het belang van een goede laarzenhygiëne wordt geïllustreerd in Figuur 2.
Om het aan voertuigen verbonden risico te beperken kunnen nog volgende bijkomende principes worden toegepast:
- Zorg eventueel voor mogelijkheden om voertuigen of banden die in de gecontroleerde zone moeten zijn te reinigen en te ontsmetten, voorzie dit voldoende ver van de stallen
- Zorg dat het restwater wordt weggedraineerd van de stallen
- Ga na of er mogelijkheden zijn om buizen tot aan de groene zone te brengen voor de aanvoer van voeders
- Ga na of er mogelijkheden zijn om aanzuigpunten voor de mest tot aan de groene zone te brengen
- Ga na of de afleverplaatsen voor dieren op de scheiding met de groene zone kunnen gesitueerd worden
Reëel voorbeeld
Dat de werkelijkheid niet altijd de optimale toestand benadert maar er toch steeds mogelijkheden zijn om de risico’s te beperken wordt geïllustreerd met volgend voorbeeld (Figuur 3).
In dit voorbeeld is de woning (1 in de groene zone) niet te bereiken zonder langs een grijze zone (loodsen, voederopslag en het erf er om heen) te passeren en zijn de stallen (rode zone) verspreid. Het is dus onmogelijk de routes volledig van elkaar te scheiden. Toch is het mogelijk te vermijden dat bezoekers die alleen in het groene gedeelte moeten zijn argeloos de stallen betreden en dus een te vermijden risico met zich meebrengen. Hiervoor wordt op de punten waar groen overgaat in grijs (3) een barrière geplaatst, dit kan bestaan uit een ketting of een hek of een simpel verbodsbord. De loods die daar tussen staat wordt best afgesloten en als het kan enkel toegankelijk gemaakt vanuit de rest van de grijze zone. Om de stallen te betreden (enkel indien noodzakelijk) moet men door de hygiënesluis (2). Om in de meest linkse stal te komen moet een grijze zone worden overgestoken. Hier kan men dus een tweede hygiënesluis plaatsen of minstens een voetbad met stromend water en een borstel. De meest rechtse loods is direct toegankelijk vanuit de groene zone, deze wordt dus best afgesloten en bv. voorzien van een affiche met telefoonnummer of een bel.
In het kader van Afrikaanse Varkenspest worden externe bioveiligheidsmaatregelen gestimuleerd door 30% VLIF-steun toe te kennen aan investeringen die hieraan bijdragen.
Niet fysieke barrières zoals hierboven beschreven houden mensen van goede wil maar geen wilde everzwijnen tegen. Anderzijds kunnen wildroosters wel everzwijnen maar geen besmette voertuigen tegenhouden. Alleen voor bedrijven met uitloopvarkens is een dubbele of dichte omheining verplicht zodat fysiek contact tussen everzwijnen en varkens onmogelijk is. Voor op stal gehouden varkens zorgen de stallen zelf voor voldoende bescherming. Ook het materieel, de voedermiddelen en de voedersilo’s moeten in principe beveiligd worden tegen contact met wilde varkens.
Aanbevelingen voor everzwijnbestendige afsluitingen, zijn:
- Afrastering, ingegraven tot een diepte van minimaal twintig centimeter, met minimaal volgende kenmerken: een hoogte van één meter zestig, een maximale maaswijdte van vijf centimeter en een draaddikte van twee millimeter
- Elektrische afrastering van minimaal drie draden op regelmatige afstand of met maaswijdte van maximaal tien centimeter en met een minimale hoogte van 0,6 meter. Daarbij moet de vegetatie onder de draden kort gehouden worden
- Afrastering die minstens dezelfde mate van bescherming biedt als voorgaande
Tekst: Suzy Van Gansbeke (Departement Landbouw en Visserij) en Sarah De Smet (Varkensloket)