Ik heb enkele vragen betreffende mestgedrag:
- Hoe kan mestgedrag bij varkens worden gestuurd? Welke bijdrage kan de varkenshouder hier op hebben?
- Heeft een goed mestgedrag effect op de NH3-emissie?
- Hoe belangrijk is het om bij jonge biggen de hokken goed schoon te houden om op deze manier goed te kunnen sturen op het mestgedrag? Is de kans groot als de varkens een goed mestgedrag vertonen als big dit ook blijven doen als vleesvarken en wordt dit groter als ze in hetzelfde hok blijven en de gezondheidsstatus goed is?
- Is het mogelijk om te fokken op een goed mestgedrag?
Hokbevuiling vindt plaats wanneer het mestgedrag verschuift van de bedoelde mestruimte naar de ligruimte in het hok. Meerdere factoren, zoals de beschikbare vrije vloeroppervlakte in het hok, de hokindeling, het klimaat in de stal, het vloertype (aandeel rooster/dichte vloer) en eerdere ervaringen van de varkens kunnen de keuze van de mestplaats en dus de mate van hokbevuiling beïnvloeden1. Het urineer-/mestgedrag en de mate van hokbevuiling kan de ammoniakemissie beïnvloeden, evenals andere factoren die verder in dit document worden toegelicht.
Hieronder vindt u een overzicht van onderzoeksresultaten en mogelijke aanbevelingen die varkenshouders kunnen meenemen om het mestgedrag van de varkens te sturen. In de literatuur werd er geen info omtrent het effect van genetica op het mestgedrag teruggevonden. Er zou een link zijn tussen hokbevuiling en diarree (diergezondheid). Bij diarree zouden varkens mogelijk niet op tijd aan de mestruimte geraken vooraleer te mesten of zouden ze zich te ziek kunnen voelen om hun natuurlijk gedrag te vertonen.
De indeling en beschikbaarheid van voldoende vloeroppervlakte in het hok
Uit de literatuur blijkt dat varkens hun ligruimte het belangrijkst vinden en deze plaats het eerst (binnen de 25 à 60 minuten) gaan vastleggen in hun hok. De varkens kiezen voor een comfortabele plaats met een zachte ondergrond, een aangename temperatuur (niet te warm of te koud), zonder tocht en waar het rustig (geen looplijnen, voeder-, drink- en spelactiviteiten) is. Aangezien varkens hun ligruimte zo proper mogelijk willen houden, zullen ze de mest zo ver mogelijk van de ligplaats (en de eetruimte) wegbrengen.
Door een hok goed in te delen en te voorzien van een lig-, mest- en eetruimte kan het mestgedrag indirect worden gestuurd2. De verhouding rooster/dichte vloer in een hok, het roostertype en de mestdoorlaat (de verhouding balk- en spleetbreedte) kunnen een invloed hebben op de zuiverheid van de rooster3.
Varkens mesten vaak tegen een muur of de hokafscheiding. Dit is meestal de verst mogelijke plaats (t.o.v. lig- en eetruimte) waar ze de mest naartoe kunnen brengen. In de literatuur wordt gesuggereerd dat dit gedrag kan verklaard worden omdat de wanden van het hok en nog meer de hoeken veiligheid bieden tijdens het mesten en urineren4. Varkens nemen tijdens het mesten een hurkhouding aan waardoor ze kwetsbaarder zijn t.o.v. soortgenoten. Dit geldt ook voor het urineren bij zeugen, maar niet bij mannelijke varkens aangezien deze niet door de achterpoten zakken als ze gaan urineren. Het valt op dat jongere varkens en zeugen hun achterste naar de hoeken draaien (veiligheid) voor het mesten of urineren. Bargen en beren gaan meer op de dichte vloer urineren dan zeugen, wat ervoor zorgt dat hokken met zeugen properder blijven dan hokken met beren. Het mestgedrag langs muren kan mogelijk ook verklaard worden door territoriumgedrag: de varkens bakenen hun territorium af ten opzichte van soortgenoten uit andere groepen. Dit valt vooral op bij beren die de hokafscheidingen, waar ze kunnen communiceren met soortgenoten uit een naastgelegen hok, markeren met mest en urine1. Open hokafscheidingen blijken vuiler te zijn dan hokken met gesloten afscheidingen. Er wordt aangeraden om de hokafscheiding ter hoogte van de mestruimte (roostervloer) open te maken (spijlen of hekwerk) en ter hoogte van de ligruimte (dichte vloer) dicht te maken. Bijkomend onderzoek dient evenwel de rol en werking van het markeren bij het mest- en urineergedrag, en het belang bij beren en zeugen na te gaan.
Indien varkens te weinig vrije vloeroppervlakte ter beschikking hebben en aldus te weinig ruimte hebben om tussen de diverse hokruimtes te bewegen, zullen ze soms gaan mesten in niet daarvoor bedoelde ruimte1. In bepaalde wetenschappelijke publicaties is er, gebaseerd op het liggedrag van de vleesvarkens, sprake van 0,76 m2 om te liggen wat dus hoger is dan de minimale wettelijke vrije vloeroppervlakte van 0,65 m2 voor varkens tot 110 kg in België.
Omgevingstemperatuur en lichaamsgewicht
Naast de hokindeling heeft de omgevingstemperatuur een invloed op het lig- en mestgedrag van de varkens. Binnen de comfortzone kan een varken zonder het aanpassen van het gedrag zijn lichaamstemperatuur op peil houden. Bij een te hoge omgevingstemperatuur (overschrijden van de bovenste grens van de comfortzone) zal het mesten op andere plaatsen dan de mestruimte toenemen. De varkens kiezen de koelere plaatsen om te gaan liggen, namelijk de vochtige mestplaats met roostervloer. Door het verdampen van vocht (urine en mest) op de huid, koelen de varkens af. Als de roostervloer vol ligt met dieren gaan ze mesten en urineren op de dichte vloer. Er kan worden gesteld dat de hokbevuiling lineair toeneemt met de temperatuur3. De bovenste temperatuurgrens van de comfortzone neemt af bij toenemend lichaamsgewicht: varkens van 25 kg zullen vanaf 25°C hun mest- en urineergedrag wijzigen, terwijl dit bij varkens van 100 kg reeds vanaf 20°C zal gebeuren.
Eerdere ervaringen van de varkens
Weinig studies beschrijven de connectie tussen hokbevuiling en eerdere ervaringen van de varkens1. Een studie uit 1983 beschreef dat varkens afkomstig uit een hok met volledige roostervloer meer in de gehele ruimte van een partiële roostervloer zouden mesten dan varkens die worden verhuisd van een hok met volle vloer of partiële roostervloer. Er liggen (onderzoeks)mogelijkheden om te bekijken of hokken minder worden bevuild als varkens gedurende hun gehele leven over hetzelfde vloertype beschikken omdat ze dan mogelijks beter een onderscheid zouden kunnen maken tussen de lig- en mestruimte.
Aanbevelingen
Enkele aanbevelingen betreffende een goede hokindeling met een lig-, mest- en eetruimte worden hieronder geformuleerd5:
- Kies voor een lengte-breedte verhouding van een hok tussen 1,5:1 en 2,5:1. Smalle lange hokken genieten de voorkeur boven eerder vierkante hokken. De mest- en de eetruimte zullen zich op een grotere afstand van elkaar bevinden
- Zorg voor een goede verhouding tussen de roostervloer en dichte vloer (bv. 60:40).
- Zorg voor voldoende afstand tussen de lig-, eet- en mestruimte in een hok
- Zorg voor een ligruimte met een goed ligcomfort: dichte hokafscheiding (veilig voelen), zonder tocht, rustig (niet naast de voedergang, geen spel-, eet-, en drinkactiviteit) en in een donkerder gedeelte van het hok
- Plaats de drinkbak of nippel halverwege de roostervloer. Plaats geen drinkbakken in de hoeken aangezien de varkens daar graag mesten
- De plaats van de voederbak hangt af van het gekozen voedersysteem. Als er meer dieren zijn dan voederplaatsen, dan wordt de voederbak bij voorkeur halverwege de roostervloer geplaatst, zodat de hoeken vrij blijven om te mesten. Wanneer alle dieren tegelijk kunnen eten (bv. brijvoedering aan een lange trog) kan de voederruimte het best op de ligruimte worden geplaatst.
Enkele aanbevelingen om in een bestaande stal het mestgedrag te verbeteren, worden hieronder meegegeven2,4:
- Kies voor open hokafscheidingen ter hoogte van de mestruimte
- Hang een extra lichtbron boven de mestruimte
- Zorg ervoor dat bij de aanvang van een ronde de ligruimte droog en proper is en de roostervloer nat is
- Strooi een geringe hoeveelheid strooisel of voeder op de dichte vloer. Dit zal de varkens stimuleren om de dichte vloer als ligruimte te gaan gebruiken
- Plaats enkele noppen of afleidingsmateriaal vast aan de roostervloer. Dit belet de varkens om comfortabel te gaan liggen op de roostervloer
- Verneveling boven de roostervloer in vleesvarkenshokken met gedeeltelijk rooster-/volle vloer zou bij hogere temperaturen (>25°C) varkens stimuleren om de ligruimte (volle en niet roostervloer) te gebruiken om te liggen, het hok minder te bevuilen en aldus de ammoniakemissie te reduceren. In een Zweeds/Duitse studie bedroeg de ammoniak emissie reductie 45% .
- Maak desnoods de dichte vloer tweemaal per dag proper zodat deze als ligruimte wordt gebruikt
- Met de locatie van de hokverrijking kan het mesten op de juiste plaats in het hok worden gestimuleerd. Biedt het verrijkingsmateriaal aan op een andere plek dan waar de varkens eten, rusten of mesten. Op deze wijze stimuleer je het gewenste gebruik van de hokruimte.
Urineer- en mestgedrag beïnvloedt de NH3-emissie
Belangrijk om te weten is dat ammoniakemissie deels afkomstig is van vloeremissies en emissies vanuit de mestput. Aarnink et al.8 schatte vloeremissies op 40% in hokken met een aandeel van 25% roostervloer, en 23% in hokken waarbij de helft van de vloer bestond uit roostervloer. De rest van de ammoniakemissie was afkomstig uit de mestput9. Ammoniakemissie varieert in functie van het tijdstip/mate van activiteit gedurende de dag, in de loop van de groeiperiode, tussen seizoenen in stallen met partiële roostervloer10,11. Ook de aanwezigheid en type wroetmateriaal kan de ammoniakemissie beïnvloeden. Zo zijn er indicaties dat stro een 27% hogere ammoniakemissie zou geven vergeleken met maïskuil als wroetmateriaal12.
Het mest- en urineergedrag in een hok kan wel degelijk de emissie van ammoniak (NH3) beïnvloeden. Uit Nederlands onderzoek3 - waarbij diverse types roostervloer in combinatie met volle vloer in een hok werden vergeleken - blijkt dat de ammoniakemissie toeneemt naarmate de bovenzijde en de zijkant van de roostervloer (bovenaan en zijkant van de balken) regelmatig wordt bevochtigd met urine. Dit lijkt voornamelijk te wijten zijn aan de breedte van de balken van de roostervloer, meer dan aan de ruimte tussen de balken van de roostervloer. De breedte van de ruimte tussen de balken is dan weer belangrijk voor het verwijderen van mest uit de hokken. Ook het materiaal (poreusheid) waaruit de roostervloer is opgebouwd, kan een invloed hebben op de urease (enzym dat ureum omzet in ammoniak) activiteit. Op een gladde vloer (bv. metalen driekantrooster) blijkt er nl. minder urease activiteit te zijn dan op een ruwe vloer. In het Nederlands onderzoek3 zorgde het gebruik van een metalen rooster met een driehoekige doorsnede (1 cm brede balken met 1 cm brede openingen) in hokken met deels rooster/volle vloer bij vleesvarkens voor aanzienlijk lagere ammoniakemissies van de balken (een vermindering van 27%) in vergelijking met een betonnen roostervloer (10 cm brede balken met 2,0 cm openingen).
Het door urine bevuilde oppervlakte van de volle vloer heeft ook een invloed op de ammoniakemissie. Er moet dus worden voorkomen dat varkens gaan liggen op de roostervloer en aldus gaan urineren op de volle vloer. Het aanbrengen van studs (zie ook voorgaande) op de roostervloer kan hierbij een hulp zijn en beletten dat de varkens gaan liggen op de roostervloer en aldus de volle vloer bevuilen. Er zijn evenwel seizoeneffecten en geslachts- en gewichtseffecten die de hokbevuiling kunnen beïnvloeden. Gedurende warmere periodes zullen de varkens meer gaan liggen op de roostervloer en meer urineren op de volle vloer vergeleken met de winterperiode, wat aldus niet gewenst is. Mannelijke dieren zouden ook meer gaan liggen op roostervloer en aldus de volle vloer meer bevuilen vergeleken met vrouwelijke varkens van eenzelfde leeftijd. Naar het einde van de afmestfase zal de bevuiling van de volle vloer toenemen.
1 Larsen M.L.V., Bertelsen M., Pedersen L.J. (2018). Review: Factors affecting fourling in conventional pens for slaughter pigs. Animal 12 (2), 322-328.
2 Van Weeghel E., Zonderland J., van Eijk O., Aarnink A. (april 2011). Rapport 441. Mest- en urineergedrag van varkens: welke eisen stellen varkens aan hun toilet? Wageningen UR Livestock Research.
3 Aarnink, A.J.A., Swierstra, D., vanden Berg, A.J., Speelman, L. (1997). Effect of type of slatted floor and degree of fouling of solid floor on ammonia emission rates from fattening piggeries. Journal of Agricultural Engineering Research 66(2), 93-102.
4 Huynh, T.T.T., Aarnink, A.A., Gerrits, W.J.J., Heetkamp, M.J.H., Canh, T.T., Spoolder, H.A.M., Kemp, B., Verstegen, M.W.A. (2005). Thermal behaviour of growing pigs in response to high temperature and humidity. Applied Animal Behaviour Science 91(1-2), 1-16.
5 Van Gansbeke, S., van den Bogaert, T., Vettenburg, N. (2011). Mestgedrag van varkens sturen? Brochure Groepshuisvesting van zeugen. Vlaamse overheid, Departement Landbouw en Visserij, Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling.
6 Jeppson K-H., Olsson A-C, Nasirahmadi A. (2021). Cooling growing/finishing pigs with showers in the slatted area: Effect on animal occupation area, pen fouling and ammonia emission. Livestock Science 243, 104377.
7 Kluivers-Poodt M., Vermeer H.M., Hoofs A.I.J., van der Peet G.F.V. (2018). Brochure hokverrijking. Wageningen University and Research
8 Aarnink A.K.A., van den Berg A.J., Keen A., Hoeksma P., Verstegen M.W.A. (1996). Effect of slatted floor area on ammonia emission and on the excretory and lying behaviour of growing pigs . Journal of Agricultural Engineering Research 64, 299-310.
9 Ye Z., Zhu S., Kai P., Li B., Blanes-Vidal V., Pan J., Wang C., Zhang G. (2011). Key factors driving ammonia emissions from a pig house slurry pit. Biosystems engineering 108, 195-203.
10 Aarnink A.J.A., Keen A., Metz J.H.M., Speelman L., Verstegen M.W.A. (1995). Ammonia emission patterns during the growing periods of pigs housed on partially slatted floors. Journal of Agricultural Engineering Research 62, 105-116.
11 De Sousa P., Pedersen S. (2004). Ammonia Emission from Fattening Pig Houses in Relation to Animal Activity and Carbon Dioxide Production. Agricultural Engineering International: the CIGR Journal of Scientific Research and Development.
12 Blanes-Vidal V., Hansen M.N., Pedersen S., Rom H.B. (2008). Emissions of ammonia, methane and nitrous oxide from pig houses and slurry: Effects of rooting material, animal activity and ventilation flow. Agriculture, Ecosystems and Environment 124, 237-244.
Dit antwoord werd door het Varkensloket met de meeste zorg en nauwkeurigheid opgesteld. Er wordt evenwel geen enkele garantie gegeven omtrent de juistheid of de volledigheid van het antwoord op uw vraag. De gebruiker van dit antwoord ziet af van elke klacht tegen het Varkensloket of zijn medewerkers, van welke aard ook, met betrekking tot het gebruik van het gegeven antwoord. In geen geval zal het Varkensloket of zijn medewerkers aansprakelijk gesteld kunnen worden voor eventuele nadelige gevolgen die voortvloeien uit het gebruik van dit antwoord.