OPEN DE OGEN VOOR HET ANTIBIOTICAGEBRUIK OP JE BEDRIJF: GEBRUIK HET AB REGISTER!
Tijdens de jaarlijkse trefdag van de VarkensAcademie van 27 november gaf Wannes Vanderhaeghen van de wetenschappelijke eenheid van AMCRA een workshop over het AB register (antibiotica register). Dit gebeurde in een duopresentatie met Jeroen Dewulf (voorzitter AMCRA), die aantoonde dat een daling van het antibioticaverbruik perfect kan samengaan met betere prestaties op het bedrijf.
Hoe werkt het AB Register
Het AB Register is een online tool die het bedrijfsverbruik van antibiotica registreert en verwerkt. Dit resulteert in overzichten (periodieke bedrijfsrapporten) waarmee een varkenshouder zijn antibioticaverbruik kan opvolgen en vergelijken met andere bedrijven.
De verbruiksgegevens (aard en de hoeveelheid van de antibiotica) worden geregistreerd door de “verschaffer” (bedrijfsdierenartsen, mengvoederfabrikanten of apothekers) en worden in principe nagekeken door de “producent” (de varkenshouder). Elke zes maanden wordt op basis van deze registraties een rapport gemaakt door de wetenschappelijke eenheid van AMCRA. Zij verwerken de gegevens anoniem, dat wil zeggen dat er geen rechtstreekse link is tussen de cijfers en de bedrijven. De koppeling met het beslag gebeurt uitsluitend binnen AB Register.
Het AB Register onderscheidt 4 diercategorieën bij varkens: zeugen/beren, vleesvarkens, niet-gespeende biggen en gespeende biggen. In een rapport worden voor elke diercategorie die op een bedrijf aanwezig is resultaten gepresenteerd.
Het antibioticagebruik in het bedrijfsrapport wordt uitgedrukt door middel van het kengetal BD100. Dit betekent “Het aantal dagen op 100 dat een dier op een bedrijf behandeld wordt met antibiotica”. De BD100 houdt rekening met het aantal dieren op het bedrijf en met het type antibioticum. Het laat toe om te vergelijken tussen bedrijven, tussen diercategorieën, en tussen periodes. Het resultaat informeert over het aantal dagen dat een dier behandeld werd met antibiotica. Een BD100 van 10 in 50 dagen biggenbatterij betekent dat de dieren gemiddeld gedurende 5 dagen antibiotica kregen toegediend (alle dieren kregen bijv. 5 dagen antibiotica of de helft van de dieren kreeg 10 dagen antibiotica of een tiende van de dieren kreeg 50 dagen antibiotica of …).
De spreker verduidelijkte dat de hoeveelheid antibiotica die in het systeem wordt ingevoerd, omgerekend wordt in functie van het aantal dieren op een bedrijf, een geschat (standaard)gewicht bij behandeling van een dier in een bepaalde diergroep en de dagdosis per kilogram lichaamsgewicht.
Om het aantal dieren op een bedrijf te kennen wordt gekeken naar de mestbankaangifte volgens de indeling in tabel 1. Niet-gespeende biggen worden niet aangegeven aan de mestbank, hiervoor wordt formule 1 gebruikt. In deze formule wordt rekening gehouden met een standaard productiegetal van 27.
Mestbankaangifte |
Diercategorie ‘AB Register’ |
“Biggen van 7 tot 20 kg” |
Gespeende biggen |
“Andere varkens van 20 tot 110 kg” |
Vleesvarkens |
“Zeugen, incl. biggen van minder dan 7 kg” “Beren” |
Zeugen/Beren |
Tabel 1: Opsplitsing diercategorieën volgens de mestbankaangifte
Formule 1 Berekening niet-gespeende biggen
Het geschat standaardgewicht bij behandeling (tabel 2) wordt gebruikt om diergroepen met elkaar te kunnen vergelijken. Immers hoe zwaarder het dier hoe hoger de dosis antibiotica die moet worden toegediend.
Diercategorie |
Standaardgewicht |
Biggen niet-gespeend |
4 kg |
Biggen gespeend |
12 kg |
Vleesvarkens |
50 kg |
Zeugen/beren |
220 kg |
Tabel 2 Standaardgewicht per diercategorie
Door de dagdosis per kilogram te gebruiken worden verschillende antibiotica gelijkgesteld. Een antibioticum met een dosering van 10 mg/kg zou anders ten opzichte van een antibioticum met een dosering van 2 mg/kg 5 keer zwaarder doorwegen. Nu telt zowel de voorgeschreven dosis van 10 mg/kg als die van 2 mg/kg als één dagdosis antibiotica.
Periodiek bedrijfsrapport
Om de zes maanden wordt per bedrijf een bedrijfsrapport gegenereerd dat per mail wordt aangekondigd en op te vragen is door op de website www.abregister.be via de knop “aanmelden als producent” en vervolgens het beslagnummer en een paswoord in te loggen. In dit rapport staan (1) de maandelijkse BD100 in grafiekvorm en (2) een gemiddelde BD100 berekend over het voorbije jaar, met de positie van het bedrijf tegenover andere bedrijven (figuur 1). In deze grafiek wordt gewerkt met een kleurcode. De 10% bedrijven met de hoogste BD100 zitten in de rode zone, de 50% beste bedrijven zitten in de groene zone, de rest (tussen 50% en 90%) valt in de gele zone. Uit deze voorbeeldfiguur kunnen we aflezen dat 90% van de bedrijven een BD100 heeft die lager is dan 17,1 en dat 50% van de bedrijven een gemiddelde BD100 van minder dan 4,2 heeft. Dit bedrijf heeft een BD100 van 0,9 en behoort daarbij tot de 28% beste bedrijven. 72% van de bedrijven die voor deze diercategorie vergeleken worden hebben een BD100 die hoger is dan 0,9.
Figuur 1 BD100 van een bedrijf en de positie t.o.v. andere bedrijven
Bedrijven ontvangen in het periodiek bedrijfsrapport ook een figuur met de evolutie van hun antibioticagebruik. Overzichtelijke grafieken geven de evolutie weer van het huidige gebruik tegenover dat van het vorige bedrijfsrapport, en dit wordt weergegeven in vergelijking met de waarden van de 50% laagste gebruikers en de 10% hoogste gebruikers.
Het AB Register is geen wettelijke verplichting, maar het is wel een handig instrument om samen met de bedrijfsdierenarts te werken richting een duurzaam en verantwoord antibioticagebruik. Sinds 1 januari 2016 is het nieuwe lastenboek van Certus van kracht. Daarin is de verplichting opgenomen dat bedrijven die voor minstens 1 diercategorie in de rode zone zitten samen met de bedrijfsdierenarts een verslag moeten opstellen waarin dit bedrijfsrapport wordt besproken. Ondertussen zijn 3300 producenten actief op het AB register, dit zijn bedrijven die onder het lastenboek van Certus, CodiplanPlus Varken of Colruyt vallen. Dit komt overeen met ongeveer twee derde van alle varkenshouders in België en ongeveer 75% van de vleesvarkensstapel.
Hoeveelheid antibiotica versus verantwoord gebruik
Antibiotica gebruiken leidt niet automatisch naar een positie in de gele of de rode zone. Verantwoord gebruik moet de prioriteit hebben. Een bedrijf dat in de groene zone zit maar op vaste tijdstippen zoals bij spenen en bij werpen steeds dezelfde producten routinematig toepast, scoort volgens het AB Register goed maar gebruikt antibiotica op een minder verantwoorde manier. Frequent gebruik zal in veel gevallen wel tot een positie in de gele of de rode zone leiden.
Onverantwoord gebruik wil dus niet zeggen dat je een grootverbruiker bent en verantwoord gebruik betekent niet noodzakelijk dat je een kleinverbruiker bent.
Reductie is haalbaar en economisch interessant
In het tweede deel van deze workshop toonde Jeroen Dewulf dat minder antibiotica tot betere productieresultaten kan leiden. Hiervoor baseerde hij zich op de resultaten van het RED AB project waarbij 45 bedrijven gedurende 12 maanden intensief werden opgevolgd. De bedoeling van dit project was om te tonen dat het antibioticagebruik op bedrijven kan dalen, zonder dat dit de bedrijfsresultaten negatief moet beïnvloeden.
Uit dit onderzoek komt naar voor dat 64% van de bedrijven die aan dit onderzoek deelnamen standaardbehandelingen uitvoeren uit gewoonte. Deze behandelingen worden steeds volgens hetzelfde protocol uitgevoerd. Slechts 4% doet dit na problemen vastgesteld te hebben, wanneer het dus echt nodig is.
Figuur 2 leert dat 34% van deze bedrijven niet wil of niet durft te stoppen met het uitvoeren van standaardbehandelingen. Een even groot aantal bedrijven is ooit gestopt en dat leidde tot slechte resultaten. 17% is ooit gestopt met goede resultaten tot gevolg.
Op de onderzochte bedrijven wordt een zeug gemiddeld 7% van haar levensduur behandeld met antibiotica, voor een big is dit 45% in een periode van 0 tot 10 weken, een vleesvarken wordt 10% van de tijd behandeld. De grootste winst in het verminderen van antibiotica is dus te halen bij de biggen.
Figuur 2 Antwoorden op de vraag "Ben je ooit gestopt met standaardbehandelingen?"
De noodzaak om antibiotica toe te passen kan sterk verminderd worden door de bioveiligheid op het bedrijf te verhogen. Dit betekent dat de insleep en de verspreiding van ziektekiemen door het nemen van hygiënemaatregelen worden onderdrukt. Door extra in te zetten op diagnostiek kan overbodig gebruik van medicatie worden vermeden. Veel bedrijven staan hier aarzelend tegenover, want diagnoses kosten geld. Toch is het beter om hier geld aan te besteden en gericht te behandelen dan preventief (onnodige of verkeerde) antibiotica in te zetten. Jeroen Dewulf besloot met enkele hoopgevende cijfers. Op de bedrijven die aan het RED AB project meewerkten werd ook de bioveiligheid gescoord volgens het Biocheck protocol. Tijdens dit project steeg de totale score voor bioveiligheid van de bedrijven met bijna 12%, de score voor de interne bioveiligheid met net geen 19% en de score voor de externe bioveiligheid met ruim 6,5%. Door het nemen van de gepaste maatregelen daalde de ziektedruk op deze bedrijven en als gevolg daarvan daalde ook het antibioticagebruik met gemiddeld 50% bij de vleesvarkens van geboorte tot slacht. Deze bedrijven speenden gemiddeld 0,8 biggen/zeug/jaar meer dan aan het begin van het project. De mortaliteit van de biggen daalde met 3,4%, bij de vleesvarkens verminderde dit met 6,7%. De economische analyse van het hele proces toonde ook aan dat de extra inkomsten door betere productie en de vermeden uitgaven voor antibiotica ruimschoots de investeringen in bioveiligheid overtroffen waardoor de deelnemende varkenshouders financieel beter af waren.
Dit artikel is een weergave van de inhoud van de workshop ‘Beter produceren met minder antibiotica: Het kan!” die plaatsvond op 27 november in Rumbeke (tijdens de jaarlijkse trefdag van de VarkensAcademie).
Tekst: Tom Van den Bogaert en Suzy Van Gansbeke (Departement Landbouw en Visserij), Wannes Vanderhaeghen (AMCRA) en Jeroen Dewulf (UGent/AMCRA)