VARKENSLOKET

STOPPEN MET CASTRATIE IN 2018. WAT BETEKENT DIT VOOR DE VARKENSHOUDER?

Op Europees niveau zijn de Belgische varkenshouders koploper met de toepassing van immunocastratie. Afmesten van intacte beren gebeurt al in verschillende landen, waarbij een aantal landen recent de omschakeling maakten (België, Nederland, Frankrijk,…) en andere al veel eerder (Verenigd Koninkrijk, Spanje). Terwijl de meeste varkenshouders 10 jaar geleden nog eerder weigerachtig stonden ten opzichte van alternatieven voor onverdoofde castratie en weinig tot geen ervaring hadden met een alternatieve methode, is dit anno 2017 duidelijk een ander verhaal. Varkenshouders zijn steeds meer bereid om de omschakeling te maken en hebben al heel wat ervaring op zak. Dat omschakeling naar intacte beren en immunocastraten door de technisch betere resultaten ook economisch betere resultaten kan geven helpt dit zeker vooruit. De verlaging in voederkost door de betere voederconversie van immunocastraten en intacte beren speelt hierbij een belangrijke rol. Ook de omzetzijde verbetert door de betere karkasconformatie van deze alternatieven. Een belangrijk vraagstuk bij het verder doorzetten van deze omschakeling is echter of de alternatieven nog steeds voordeliger zullen scoren indien ook de internationale marktacceptatie, de kost voor berengeurdetectie en lagere waardering van karkassen met berengeur mee in rekening worden gebracht bij de prijsvorming.

Bij een bevraging van 160 varkenshouders in 2015 werd gepeild naar hun houding ten opzichte van de verschillende alternatieven. Algemeen was er een grote bereidheid om castratie met pijnbestrijding toe te passen, terwijl in een gelijkaardige peiling in 2009 de meerderheid nog koos voor onverdoofde castratie. Het houden van intacte beren scoorde goed op vlak van arbeid en gemak. Zowel het afmesten van immunocastraten als intacte beren werden als efficiënte en goede economische alternatieven gezien. Op de vraag wat de varkenshouders als toepasbaar alternatief zien op hun bedrijf scoorde castratie met pijnbestrijding het best, gevolgd door de productie van intacte beren en het houden van immunocastraten, terwijl de meerderheid van de varkenshouders castratie met verdoving niet zag zitten omwille van de complexiteit en extra arbeid.

Eén van de doelstellingen van het demoproject “Optimalisatie van het houden van intacte beren en immunocastraten” was het in kaart brengen van de praktijkervaringen (Degezelle, Depuydt, Aluwé, Palmans, & De Smet, 2016). Op vlak van gedrag, uitval en gezondheid verschilden de ervaringen tussen bedrijven. Beren vertoonden de meeste activiteit rond een leeftijd van 17 à 19 weken, m.a.w. rond de puberteit. De varkenshouders bevestigden dat immunocastraten duidelijk rustiger worden na de tweede vaccinatie en geen berengedrag meer vertonen. Voornamelijk bedrijven met intacte beren gaven aan dat ze meer verwondingen zagen in vergelijking met vroeger.

Belangrijkste richtlijn om problemen met agressie te voorkomen, is het vermijden van hergroeperen en uitladen van een hok. Daarnaast zijn er ook studies die aangeven dat een goed gebalanceerd voeder en het aanbieden van voldoende hokverrijking tot meer rust in de stal leiden. Aangezien agressiviteit erfelijk bepaald wordt, kan ook selectie naar rustigere varkens een uitweg bieden.

Het merendeel van de reeds omgeschakelde bedrijven deden dat op vraag van, of in overleg met de afnemer. Een kleiner deel deed dit uit eigen initiatief omwille van de meeropbrengst, het mindere werk en omwille van dierenwelzijn. Alle varkenshouders hebben zich goed geïnformeerd bij hun voederfirma, veearts, afnemer en collega varkenshouder alvorens deze overstap te maken en sommigen deden eerst een testje met een kleiner aantal dieren om ervaring op te doen. De meeste varkenshouders hebben deze overgang zonder grote managementaanpassingen kunnen maken. Als er aanpassingen werden doorgevoerd, had dit te maken met wijziging van het voeder, gescheiden afmesten, verlagen van de hokbezetting, extra afleidingsmateriaal of een wijziging van de afleverstrategie (all-in-all-out).

De meeste varkenshouders haalden ook betere technische resultaten, in overeenstemming met de resultaten die in praktijkproeven, opgevolgd door ILVO, gevonden werden. Immunocastraten hebben een hogere dagelijkse voederopname en groei in vergelijking met beren, maar dit resulteert niet in een verschil in voederconversie tussen immunocastraten en beren. De voederconversie is wel voor beiden beter dan deze van de bargen. Bargen zetten het meeste vet aan, immunocastraten intermediair en beren het minste, wat leidt tot een lagere karkaskwaliteit en uitbetaling bij bargen. Het uitslachtrendement is meestal wel lager voor immunocastraten ten opzichte van beren door een toename in abdominaal vet en maagdarmpakket. Het effect van immunocastratie op de groeiresultaten en de karkaskwaliteit lijkt echter wel afhankelijk van de genetica, de voeder- en de managementstrategie en het tijdstip van de tweede vaccinatie.

Tabel 1.Groeiprestaties en slachtkwaliteit van bargen, beren en immunocastraten tussen 24 en 121 kg (Proef 1)

fig1

Proef uitgevoerd op 3 praktijkbedrijven met 786 varkens verdeeld over 126 hokken.

Om de kosten en omzet per varken te kunnen schatten werden de groei- en voederopname en de slachtresultaten van een tweede zoötechnische proef, uitgevoerd op ILVO, gebruikt. Het bruto saldo per varken werd berekend als het verschil tussen enerzijds de omzet en anderzijds de kosten voor voeder, mestafzet, productie of aanschaf van de biggen (23 kg), immunocastratie en overige variabele kosten (vb. diergezondheid, strooisel en schoonmaak)(Vlaamse Overheid, 2013).

Door de verbeterde voederconversie en karkasconformatie onderscheiden de immunocastraten en beren zich van de bargen met een lagere voederkost en lagere mestkost. Ook de omzet verhoogt door de betere karkasconformatie. Algemeen halen de gelten het beste saldo.

Belangrijke bedenking die bij de berekeningen aan de omzetzijde gemaakt moet worden is de marktsituatie van deze alternatieven. Voorlopig wordt nog maar een beperkt aandeel vermarkt als intacte beer of immunocastraat. Omschakeling kan momenteel enkel mits overeenkomst met de afnemer omdat er nog geen internationale markt is en de binnenlandse markt zo goed als verzadigd is. Daarbij komt ook dat de alternatieven verschillen op vlak van vleeskwaliteit, wat bij grootschalige omschakeling ook kan meespelen in de prijsvorming. Beren hebben een lager waterhoudend vermogen en lager intramusculair vetgehalte waardoor dit taaier en minder sappig kan zijn in vergelijking met de bargen. De vleeskwaliteit van immunocastraten ligt tussen deze van beren en bargen. Daarnaast kan verwacht worden dat karkassen met berengeur minder gewaardeerd worden en er kosten gerekend zullen worden wanneer de karkassen aan de slachtlijn gescreend worden voor berengeur. De extra kosten voor vaccinatie per varken zorgen voor lagere saldo’s voor de immunocastraten in vergelijking met de intacte beren, maar immunocastratie leidt wel tot een eliminatie van berengeur en een verbetering van de vleeskwaliteit, wat de waardering van deze karkassen dan weer ten goede komt. Vraag is echter of dit alternatief verder ingang zal vinden in Europa.Er zijn dus nog heel wat zaken die het rendement van deze alternatieven kunnen beïnvloeden.

Tabel 2. Vergelijking van de technische en economische parameters voor vleesvarkens van 23-120 kg (genotype hybride zeug x Belgische Piétrain) (Proef 2)

fig2

Tekst: Marijke Aluwé (ILVO), Evert Heyrman (ILVO-KULeuven), Frederik Leen (ILVO), Alice Van den Broeke (ILVO) en Sarah De Smet (Varkensloket)