VARKENSLOKET

DEMOPROJECT DOODGEBOREN BIGGEN EN UITVAL BIJ DE BIGGEN OP HET MODERNE VARKENSBEDRIJF

Een toenemende worpgrootte gaat dikwijls gepaard met een toename van de heterogeniteit binnen de toom en een hogere biggenuitval. Het doel van het demoproject is de mogelijke risicofactoren voor doodgeboorte en uitval in de kraamstal in kaart te brengen en op basis hiervan een aantal praktische richtlijnen te verstrekken om de uitval te reduceren. Gedurende het project werden 15 bedrijven die kampen met een te hoge uitval en 5 modelbedrijven opgevolgd.

De uitvoerders van het project waren Diergezondheidszorg Vlaanderen(DGZ), Universiteit Gent - Faculteit Diergeneeskunde - Vakgroep Voortplanting, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde, Hogeschool Gent, Proef- en Vormingsinstituut Limburg (PVL), KU Leuven, ILVO - Eenheid Dier en de Katholieke Hogeschool Kempen(Geel). Dit demonstratieproject werd medegefinancierd door de Europese Unie en het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse Overheid. Het project liep over 2 jaar (1 oktober 2010 - 30 september 2012).

Ter afronding van het demoproject werd de eindbrochure 'Doodgeboren biggen en uitval bij biggen op het moderne varkensbedrijf' gepubliceerd. De brochure is onderverdeeld in drie grote delen: eerst worden de risicofactoren voor doodgeboorte en biggensterfte beschreven, nadien worden de resultaten van de praktijkstudie gegeven en tot slot worden een 11-tal praktische tips geformuleerd om uw biggensterfte te reduceren.

Een 4-tal publicaties (fiches) werden in 2012 verspreid via de vakpers:

  • In de fiche 'Partusmanagement' (Ilse Declerck - UGent) komen de voorbereiding van het biggennest, en de indicaties en manieren van geboortehulp aan bod.
     
  • De fiche 'Partusinductie' (Ruben Decaluwé - UGent; Willem Van Praet - DGZ) geeft toelichting bij de redenen en de wijze van het induceren van de geboorte.
     
  • De fiche 'Voeding rond de partus' (Sam Millet - ILVO; An Cools - UGent) benadrukt het belang van een goede voederopname bij zeugen in de kraamafdeling. Daarnaast wordt ingegaan op het vermijden van harde mest en constipatie.
     
  • De fiche 'Een correcte zeugenadministratie is niet vanzelfsprekend' (Bert Driessen en Jos Van Thielen - KHK) maakt duidelijk dat het consequent genereren van zeugengegevens noodzakelijk is.
  • In de presentatie 'Doodgeboren biggen en uitval bij de biggen in de kraamstal' (Willem Van Praet - DGZ) worden de resultaten van het demoproject voorgesteld. Na het vermelden van de risicofactoren van doodgeboorte en uitval in de kraamstal worden praktische adviezen voor varkenshouders geformuleerd om de uitval te beperken.
     
  • In de presentatie Partushulp en partusinductie (Ilse Declerck en Ruben Decaluwé - UGent) gaat men dieper in op de methodes, voor- en nadelen van partusinductie en -hulp en het management in de kraamstal.
     
  • In de presentatie 'De voeding van zeugen in de kraamstal' (Sam Millet - ILVO; An Cools - UGent) gaat men dieper in op de oorzaken van voederopnameproblemen in de kraamstal. Daarnaast wordt de relatie tussen voederopname in de dracht en tijdens de lactatie uitgelegd, alsook het effect van de conditie op de voederopname en het belang van vezels. Tot slot worden enkele praktische tips voor de varkenshouders gegeven.
     
  • In de presentatie 'Te veel doodgeboren biggen is een probleem, is te veel levend geboren biggen dat ook? (Jeroen Degroote - Hogeschool Gent) wordt beschreven wat IUGR biggen zijn. Daarnaast worden enkele opfokmaatregelen, die na het werpen kunnen worden toegepast om IUGR biggen te redden, toegelicht.

De belangrijkste aanbevelingen uit het demonstratieproject werden op een rijtje gezet door Tamara Vandersmissen (DGZ) in de presentatie 'Doodgeboren biggen en uitval bij de biggen op het moderne varkensbedrijf'. Vervolgens werden de aanbevelingen aangevuld met enkele resultaten uit een vervolgproject.

Verslag en presentaties demodagen 'Overtallige biggen - Hoe ALLE biggen in de vleesvarkensstal krijgen?'

Op dinsdag 29 mei (Rumbeke-Beitem) en donderdag 7 juni 2012 (Bocholt) vonden twee demonamiddagen plaats rond overtallige biggen: Hoe ALLE biggen in de vleesvarkensstal krijgen? Dit naar aanleiding van het stijgende productiegetal waardoor het niet steeds mogelijk is om alle biggen zonder extra zorg bij de moederzeug te laten tot speenleeftijd. Om u de kans te bieden deze presentaties rustig te bekijken, vindt u de slides van de sprekers hieronder terug.

In een inleidend gedeelte werden de resultaten van een enquête gehouden bij Vlaamse zeugenhouders besproken (Hanne Vandenberghe en Dirk Fremaut - HoGent). In totaal werden de gegevens van 9% van alle Vlaamse zeugenhouders bekomen. In de enquête werd gevraagd naar de bedrijfsspecificaties zoals het gebruik van meerwekensystemen, type zeug, technische kengetallen en opfoksystemen. Op 95% van de bedrijven werden vooral de zwaarste biggen verlegd en dit voornamelijk onmiddellijk (41%), gevolgd door respectievelijk twee (25%) en één (23%) dag(en) na de geboorte. Pleegzeugen werden gebruikt op 44% van de bedrijven en biggen werden vooral verlegd tussen de eerste en derde dag na de geboorte. Op 19% van de bedrijven werd alternerend zogen toegepast, dit ongeveer vier keer per dag. Biggen voorspenen gebeurde op 30% van de bedrijven en dit hoofdzakelijk tussen de zesde en tiende dag. Op 85% van de bedrijven werden de biggen bijgevoederd. Op 56% van de bedrijven werd euthanasie toegepast indien de biggen niet meer te redden waren. Als besluit kan er worden gesteld dat vooral grotere bedrijven met commercieel aangekochte zeugen, een hoger productiegetal, een kortere zoogduur en met een meerwekensysteem, vaker gebruik maken van deze opfoksystemen.

Deze presentatie werd gevolgd door een stand van zaken aangaande het ADLO demoproject ‘Doodgeboren biggen en uitval bij biggen op het moderne varkensbedrijf’ door Willem Van Praet (DGZ). Hierin kwamen de risicofactoren voor doodgeboorte en sterfte tijdens de zoogperiode van biggen aan bod, evenals de partusinductie en het gebruik van oxytocine gedurende de partus. Het percentage doodgeboren biggen is afhankelijk van zeug-, big-, partus-, management-, milieu- en infectieuze factoren. Bij de managementfactoren is het van belang om toezicht (doch niet te veel) te houden op de zeugen die zullen werpen en indien nodig manuele hulp te bieden en de partus te induceren door middel van oxytocine. Daarnaast is een goed voeder en het continu ter beschikking stellen van drinkwater aan de zeugen van essentieel belang om harde mest rond het werpen te vermijden. Het percentage biggensterfte wordt eveneens beïnvloed door zeug-, big-, milieu-, management- en milieu-gerelateerde factoren evenals infectieuze oorzaken. Hierbij is het van belang om de temperatuur van het biggennest optimaal te houden en stress te vermijden. Er moet steeds op worden gelet dat de partus niet te vroeg wordt geïnduceerd (zeker niet voor dag 113) en dat deze procedure niet standaard wordt toegepast. In de praktijk wordt oxytocine vaak te vroeg, te vaak en onder te hoge dosering toegediend wat kan leiden tot een hoger aantal doodgeboren en zwakke biggen. Het is daarom aan te raden om maximaal 1 cc oxytocine toe te dienen als de partus langer duurt dan 6 uur of indien de tijdsduur tussen twee biggen meer dan 20 minuten bedraagt.

Vervolgens kwamen tijdens de rondgang vier sprekers aan het woord:

De demodagen kwamen tot stand dankzij de Vlaamse overheid - Departement Landbouw en Visserij - Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling, ILVO, Varkensloket, Inagro, Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw Bocholt, Hogeschool Gent, Katholieke Hogeschool Kempen, UGent - Faculteit Diergeneeskunde - Vakgroep Voortplanting, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde, DGZ Vlaanderen, Provincie West-Vlaanderen en Provincie Limburg.

Financiering