VARKENSLOKET

header

Op een rendabele manier lekker varkensvlees produceren


Op deze pagina kan u de webinar die op 3 december 2020 doorging herbekijken. De drie video's/presentaties van de webinar werden opgesplitst zodat u deze afzonderlijk kan bekijken. Als u na het bekijken van de video's nog vragen hebt, neem dan gerust contact op met onderstaande onderzoekers of gebruik de contactpagina.

 

De juiste eindbeerkeuze levert tot 30 euro extra op in je portemonnee 

 

 

Naar een betere varkensvleeskwaliteit: hoe hierop inspelen via management

 

 

Alternatieven voor onverdoofd gecastreerde varkens, consumenten lusten deze wel 

 

 

Antwoorden op de onbeantwoorde vragen tijdens de webinar

Klik op de vragen om de antwoorden te lezen.

Sommige scores zoals uniformiteitsscore en vitaliteitsscore zijn inderdaad subjectieve scores. Door steeds dezelfde persoon per varkensbedrijf te laten scoren en te corrigeren voor bedrijfseffecten in het statistisch model, verminderen we wel wat het effect van deze subjectieve scoring. De varkenshouders scoren deze parameters ook volgens een richtlijn en niet volledig willekeurig bijvoorbeeld bij vitaliteitsscore wordt volgend schema gebruikt:

Vitaliteit:

  • Definitie vitaal: de biggen bewegen snel en ademen goed. Ze hebben een goede spiertonus en een roze kleur. Ze zijn gemotiveerd en in staat om uier (zoek en stimulatie) gedrag te vertonen
  • Definitie niet vitaal: de biggen bewegen traag en ademen moeizaam. De spieren ogen slap en de biggen zijn bleek. Ze hebben moeite om uier (zoek en stimulatie) gedrag te vertonen.
  • Score van 1 tot 5
Score % biggen niet-vitaal % biggen vitaal
1 > of = 51 < of = 49
2 21 - 50 50 - 79
3 11 - 20 80 - 89
4 1 - 10 90 - 99
5 100
Geboortegewicht zou kunnen meegenomen worden in de database maar het geboortegewicht per big is sterk afhankelijk van de worpgrootte. Daarom is het misschien beter om worpgewicht te registreren (totaal gewicht van alle biggen). Dit zou dan wel een extra weging betekenen voor de varkenshouder. Nu worden de varkens gewogen voor ze naar de vleesvarkensstal gaan en net voor slacht. We kunnen alleszins bekijken of dit haalbaar is of niet.

Op vraag van enkele varkenshouders blijven oude, niet actieve eindberen in de tool staan zodanig dat de resultaten van nieuwe eindberen die uit de tool komen als zeer geschikt voor het bedrijf, vergeleken kunnen worden met de resultaten van een gekende eindbeer die al op het bedrijf is ingezet. Wel kunnen deze eindberen die niet meer actief zijn, op eenvoudige wijze uit de resultaten gefilterd worden door het vakje “enkel nog actieve beren weergeven” aan te vinken.

We zien inderdaad dat een eindbeer die in de fokwaardeschatting van VPF goed scoort voor voederconversie, deze ook hoog gerangschikt staat in de testwerking tool. De resultaten komen dus meestal goed overeen. Het voordeel van de testwerking is dat de resultaten van eindberen van verschillende organisaties met elkaar vergeleken kunnen worden, wat niet kan met de fokwaardeschatting van verschillende fokkerij-organisaties. .

Vanaf 2021 is het in Duitsland inderdaad verplicht dat de castratie van biggen onder volledig verdoving uitgevoerd wordt. Een verordening laat toe dat landbouwers of andere bevoegde personen na een theoretische en praktische opleiding en het afleggen van een examen zelf de verdoving van de biggen bij castratie met isofluraan toepassen. Ook de toepassing van pijnbestrijding voor de castratie is verplicht. Er wordt verwacht dat op de kleinere bedrijven de aankoop van het anesthesietoestel eerder te duur is en dat zij de keuze maken om de volledige verdoving via injectie te laten toepassen door de dierenarts.

De resultaten van de meeste studies geven aan dat de consumenten, als ze geïnformeerd worden, eerder castratie zonder verdoving zouden verwerpen. Algemeen is het vertrouwen in de voedselveiligheid en organisaties die dit controleren hoog en dat is ook de reden waarom de meeste consumenten immunocastratie wel aanvaarden. Vaak wordt de vraag gesteld of de verstrekte informatie de houding van de consument kan beïnvloeden. In verschillende studies werd de invloed van terminologie en al dan niet uitgebreid informatie geven of uitgebreider opsommen van voor- en nadelen geëvalueerd. Over het algemeen was de invloed beperkt, tenzij gesteld wordt dat er meer kans is op berengeur (dan vermindert de acceptatie met 10% volgens een Noorse studie). Gebruik van audiovisueel materiaal i.p.v. tekst kan wel een meer uitgesproken effect hebben. Meer informatie rond deze studie en de impact van communicatie kan je ook terugvinden via de volgende link of in de publicatie rond deze studie.

Het doel van deze proef was om het effect van eindbeerlijn te onderzoeken en hierbij werden alle mogelijke factoren die vleeskwaliteit kunnen beïnvloeden voor de 3 eindbeerlijnen zo constant mogelijk gehouden. Aangezien eindgewicht voederconversie, karkas- en vleeskwaliteit mogelijk kan beïnvloeden werd gestreefd om alle dieren om hetzelfde gewicht te slachten. Er werd gestreefd naar een levend gewicht van 115 kg.

In het kader van dit project werd reeds een proef uitgevoerd waarbij de Belgische Piétrain stress positief vergelijken met de Canadese Duroc (Hypor Magnus) en een Franse Piétrain namelijk de groeibeer Hypor Maxter, beiden stress negatief. In deze studie werden de stalgegevens, karkaskwaliteit en vleeskwaliteit van deze nakomelingen van bovenstaande drie eindbeerlijnen opgevolgd. Resultaten van deze proef kan je terugvinden op de Varkensloket-website.

Het lagere karkasrendement bij dieren die later gevaccineerd (4 weken voor slacht) worden, kan verklaard worden door het hogere maagdarmpakketgewicht bij slacht. Een mogelijke verklaring is dat wanneer mannelijke dieren voor de tweede maal gevaccineerd worden met Improvac, de voederopname sterk stijgt waardoor vervolgens het maagdarmpakket uitzet. Maar er is aangetoond dat het maagdarmpakket zich daaraan aanpast en vervolgens terug minder zwaar wordt.

De slimste keuze van de varkenshouder is afhankelijk waar of aan wie hij zijn varkens aflevert aangezien het uiteindelijk doel van de boer is om varkens af te leveren die het meeste opbrengen. Indien hij bv. varkens aflevert aan een slachthuis waar de prijs bepaald wordt aan de hand van karkasgewicht en het mager vleespercentage, is het voor hem financieel interessanter om varkens af te leveren die een hogere karkaskwaliteit hebben. Indien varkenshouders produceren voor de korte keten of label en zo een meerwaarde kunnen creëren door betere vleeskwaliteit te garanderen is het wel bijvoorbeeld interessant om over te schakelen naar genotypes met een betere vleeskwaliteit.

De meat building index (MBI) was voor de homozygoot stress positieve en stress negatieve Belgische Piétrain respectievelijk 3.34 en 3.55. Ondanks het numerieke verschil, was het niet mogelijk om een significant verschil tussen de 2 eindbeerlijnen te observeren.

In deze studie werd ook het gewicht van de teelballen van de mannelijke dieren geëvalueerd. Er werd inderdaad een significant hoger teelbalgewicht geobserveerd (BP+: 135 g, BP+:120g) voor dieren die 4 weken voor slacht een tweede maal werden gevaccineerd ten opzichte van dieren 6 weken (BP+:88g, BP-:70 g) en 8 weken voor slacht (BP+ 69g, BP- 68 g). Dit is het gevolg van enerzijds het vroeger stoppen van de teelbalontwikkeling en anderzijds ook de langere periode dat de teelbalfunctie geremd wordt.

De optimale voedersamenstelling verschilt inderdaad per kruising. We zagen een vergelijkbare spiergroei bij de nakomelingen van de verschillende eindbeerlijnen en kunnen er dus vanuit gaan dat de dagelijkse aminozuurbehoefte vergelijkbaar is. Aangezien nakomelingen van de Canadese Duroc dagelijks meer voeder opnemen, zou je dus een voeder kunnen verstrekken met een lagere AZ/energie-verhouding, wat tevens goedkoper is.

Voor de varkenshouder is het belangrijkste om te weten wat zijn afnemer (bv. slachthuis, label,…) wenst en op basis van welke paramaters de varkenshouder zal uitbetaald worden. Afhankelijk van de markt (bv. binnenland vs. export) zal dit mogelijk variëren.

In deze studie was er geen significant verschil waarneembaar in de dagelijkse groei tussen varkens die hun tweede vaccinatie op verschillende tijdstippen kregen (8 weken: 991 g/dag, 6 weken: 998 g/dag, 4 weken: 999 g/dag). Het is voor de varkenshouder het belangrijkste om na te gaan welk tijdstip voor de laagste kost (voederconversie) en hoogste opbrengst (karkaskwaliteit) zorgt. En dan kunnen we uit deze studie concluderen tot het 4 weken voor slacht vaccineren het gunstigst is.