VARKENSLOKET

STUDIENAMIDDAG KWALITATIEF BIGGEN GROOTBRENGEN 

 

Hand-outs en belangrijkste conclusies van de studienamiddagHoofding studienamiddag kwalitatief biggen grootbrengen

  • Hoe biggen vlot door de speenperiode loodsen? (pdf) - Bas Kemp, WUR
    Biggen goed voorbereiden op het speenproces. Hoe doe je dit concreet? Om speenproblemen te vermijden is het stimuleren van een vroege voederopname door de biggen tijdens de lactatie een must. Niet evident, aangezien 12 à 66% van de biggen niet blijkt te eten voor het spenen. Maar wel uitermate belangrijk! Eerder onderzoek toonde nl. aan dat biggen die meer eten tijdens de lactatie, ook meer voeder opnemen gedurende de eerste twee weken na het spenen. Maar hoe stimuleren we biggen om te eten tijdens de lactatie? We kunnen enerzijds de voederopname stimuleren via de zeug (aromaherkenning, leren eten van de zeug) en anderzijds via de omgeving (verrijkingsmateriaal, grote brokken, variatie in voeder). Het gebruiken van dezelfde aroma's in dracht- en biggenvoeder vermindert de stress en voederafkeer bij de biggen, waardoor hun voederopname rond spenen stijgt en er minder diarree en beschadigend gedrag voorkomt. Biggen prefereren eenzelfde voeder qua aroma als de zeug krijgt. Daarnaast moeten biggen mee-eten met de zeug of op z'n minst de zeug zien eten. Ook houden biggen ervan om op dezelfde voederplek te eten als de zeug. Door verschillende types verrijkingsmateriaal (bv. jutezak, stro, hooi en voeder) aan te bieden voor spenen verbetert de voederopname en groei, het weerstandsvermogen tegen ziektes, en komt er minder beschadigend gedrag zoals staartbijten voor. Vooral in de eerste week van de lactatie verkiezen biggen grote pellets (12 mm) vergeleken met kleine pellets (2 mm). Ook het aanbieden van twee soorten voeders, oftewel variatie in voeder stimuleert de voederopname van biggen tijdens de lactatie.
     
  • Kleine tomen kleine zorgen, grote tomen grote zorgen - sleutelfactoren in kraamstalmanagement (pdf)  - Céline Van Kerschaver en Mario Vandaele, UGent
    Door biggen tijdens het werpen te drogen, onder een warmtelamp en/of aan de uier te plaatsen kan je biggensterfte al reduceren. Succesvol omgaan met overtallige biggen impliceert in de eerste plaats het nemen van maatregelen om de overlevingskans van de zwakste biggen te verbeteren zonder de overleving en de prestaties van de zwaardere biggen te veel te schaden. Mogelijke maatregelen zijn drenchen, alternerend zogen, verleggen, het verstrekken van snoepvoeder en de groepsopfok van biggen in de kraamstal. Drenchen omvat het verstrekken van een beperkte hoeveelheid vloeistof in de muil van de kleine/zwakke biggen met behulp van een spuitje of pompje. Deze energieboost vermindert de sterfte gedurende de eerste levensdagen. Bij alternerend zogen worden de biggen met een hoog geboortegewicht en volle buik voor een bepaalde tijd afgezonderd van de zeug. Belangrijk is dat de biggen droog, warm (vloerverwarming, IR-lamp) en rustig worden gehouden. Alternerend zogen (start 3 uur na einde werpen) verbetert de biestopname, groei in de eerste levensdagen en overlevingskansen van biggen met een laag geboortegewicht. Uit recente proeven blijkt dat 3 uur (vergeleken met 6, 9 en 12 uur) afzonderen van de zwaarste biggen met volle buikjes al een positief effect heeft op de overlevingskansen van de kleinste biggen. Vooral de biestopname van de 25% lichtste biggen in de toom neemt toe. Lang afzonderen (9-12 uur) heeft merkwaardig genoeg geen bijkomend positief effect op de lichte biggen, maar wel een negatief effect op de biestopname van de zwaarste biggen. De zware biggen ervaren een tijdelijke gereduceerde groei, maar herstellen gedurende de tweede en derde levensdag van hun isolatie. Het twee keer toepassen van het afzonderen van de zwaarste biggen gedurende 3 uur met 3 uur hereniging met de zeug tussenin (3 uur afzonderen - 3 uur bij zeug - 3 uur afzonderen), heeft weinig meerwaarde ten opzichte van het éénmalig afzonderen van de zwaarste biggen gedurende 3 of 6 uur. Bij voorgaande proeven werd alternerend zogen toegepast 3 uur na einde van het werpen. Voorlopig advies is om steeds tijdig na werpen te starten om te profiteren van de tijdelijke biestsecretie en om ervoor te zorgen dat de energiereserves van de kleine biggen minder uitgeput zijn. In een latere proef wordt onderzocht op welk tijdstip best met alternerend zogen wordt gestart. Andere managementmaatregelen zijn het verleggen van biggen - ten vroegste 12 uur na de geboorte - wanneer het aantal biggen van de zeug het aantal functionele tepels overschrijdt. De focus van het geven van snoepvoeder ligt op het stimuleren van de voederopname van de biggen. Bij groepsopfok kunnen twee of meer tomen biggen gedurende de kraamstalperiode met elkaar interageren. Intentie is om de biggen op latere leeftijd, zoals tijdens de stressvolle speenperiode, beter met sociale en niet-sociale uitdagingen leren om te gaan. Er is weinig tot geen effect op de groei van de biggen voor spenen, maar de groepsopfok resulteert in minder agressie na spenen en kan de voederopname en groei na spenen verhogen.

  • Kraamhokken bouwen anno 2020 (pdf) - Anita Hoofs, WUR
    Hoe zien de kraamstallen van de toekomst er uit? Belangrijk hierbij is dat we als sector zelf kunnen sturen en dit aangrijpen als een kans om nieuwe huisvestingssystemen te ontwikkelen die een toegevoegde waarde/beter verdienmodel kunnen bieden. Verschillende marktconcepten spelen hier reeds op in. De kraamstalperiode is de start van het produceren van een robuust varken. Naast de vele aandacht voor de biggen, mag de zeug ook niet uit het oog worden verloren. In een goede kraamstal is het veilig en prettig werken, zijn er geen traumagevoelige plekken, kan er makkelijk worden schoongemaakt, heeft de zeug een bepaalde mate van bewegingsvrijheid, is er nestbouwmateriaal aanwezig, is er contact tussen de zeug en de biggen, en is er efficiënte hokverrijking voor zeug en biggen. De succesfactoren van het Pro Dromi concept (type 1 - 1,5 en 2) werden toegelicht: o.a. rustiger zeugen, beter beenwerk, kortere werpduur met minder houdingswisselingen en kwalitatievere biggen. Nadelen zijn o.a. de mogelijk hogere uitval door doodliggen vnl. op de werpdag, de hogere kost en hogere arbeidsbehoefte. Andere succesfactoren voor kraamhokken die werden belicht: in kraamhokken moet er voldoende aandacht worden besteed aan sociaal contact tussen de zeug en haar biggen, en zeugen onderling. Bij het ontwikkelen van sociale vaardigheden en sociaal gedrag is voldoende ruimte, verrijkingsmateriaal en contact met onbekende soortgenoten van belang. De zeug voederen op maat en zelf laten bepalen wanneer ze eet (naast een basisrantsoen op vaste tijdstippen), zal een must zijn. Ook aan een adequaat (micro)klimaat voor de zogende zeug en de biggen moet voldoende aandacht worden besteed. Doelstelling is om zowel de zeug als biggen binnen de comfortzone te huisvesten. 

Enkele impressies van de studienamiddag

Succesvol biggen grootbrengen

SD_kwalitatief biggen-foto4 

SD_kwalitatief biggen_1
SD_kwalitatief biggen_2

 

NL
VL
NL2

 

 

in samenwerking