DRINKWATERVOORZIENING: EEN ESSENTIEEL ONDERDEEL VAN DE HOKINRICHTING VOOR VARKENS
Water is essentieel voor bijna alle lichaamsfuncties. Achterblijvende prestaties kunnen dan ook het gevolg zijn van haperende watervoorziening, zowel op het vlak van kwaliteit als van hoeveelheid. Onvoldoende toegang tot water van goede kwaliteit is bovendien een bron van frustratie en kan leiden tot ongewenst gedrag zoals staartbijten. Toch wil dat niet zeggen dat varkens van nature sterk gemotiveerd zijn om genoeg water op te nemen voor optimale prestaties. Ze moeten met andere woorden hiertoe aangespoord worden. Ook bij het toevoegen van bv. medicatie via het water is het van belang dat alle varkens voldoende hebben kunnen/willen opnemen. Onbeperkte toegang tot water van goede kwaliteit via goed toegankelijke drinkpunten is dus een must. Anderzijds is drinkbaar water (al dan niet met dure toevoegingen) een kostbaar goed waar men zuinig mee moet omspringen. Waterverspilling moet ook worden vermeden in functie van de benodigde mestopslag. Redenen genoeg dus om bij het inrichten van een stal de watervoorziening goed te plannen en in bestaande stallen regelmatig te evalueren en indien nodig bij te sturen.
Onderhoud en controle
Voldoende goed drinkwater is een absolute noodzaak voor het welzijn en de prestaties van varkens. Op drinkwater besparen is dus niet aan te raden. Het is trouwens een wettelijke verplichting om alle dieren op elk moment voldoende water van drinkwaterkwaliteit ter beschikking te stellen. Verspilling en vermorsing van water tegengaan is wel aan te bevelen. Gebarsten leidingen en lekkende drinknippels moeten om die reden onmiddellijk hersteld worden. Een regelmatige controle van de drinkwaterinstallaties is dus nodig.
Drinknippels en –bakjes
Ook de keuze voor nippels dan wel drinkbakjes bepaalt de mate van vermorsing. In het geval van nippels stroomt het niet door het varken opgenomen water in principe rechtstreeks in de mestkelder. Bakjes hebben als kenmerk dat de varkens uit een kom drinken die gevuld wordt hetzij door een door het varken bediende klep of nippel hetzij met behulp van een vlottersysteem.
Nippels respectievelijk drinkbakjes hebben beide hun plus- en minpunten. Biggen leren sneller drinken uit een bakje dan van een nippel, en de vermorsing is bovendien kleiner. Vermorsing in het geval van nippels is bv. het gevolg van varkens die bewust of onbewust tegen de nippel leunen. Bovendien zijn nippels onderhevig aan slijtage waardoor ze gaan lekken. Bakjes zullen minder door varkens worden gemanipuleerd voor andere doeleinden dan wateropname. Vermorsing neemt toe van (1) drinkbakjes over (2) nippels die qua hoogte worden aangepast aan de hoogte van de varkens over (3) hooggeplaatste nippels met trede tot (4) laaggeplaatste nippels. Op de hoogte wordt verder in deze tekst ingegaan.
Nadeel van bakjes is echter het risico op vervuiling met mest. Varkens verkiezen zelf (1) propere drinkbakjes boven (2) nippels boven (3) vervuilde drinkbakjes. Drinkbakjes zijn echter moeilijk proper te houden waardoor nippels uiteindelijk te verkiezen zijn, tenzij voor niet-gespeende biggen. Op voorwaarde dat nippels goed gekozen, geplaatst en onderhouden zijn en een correct debiet leveren is de vermorsing niet veel hoger dan in het geval van drinkbakjes. Nippels hebben wel het nadeel dat slecht functioneren minder snel duidelijk wordt, controle is dus arbeidsintensiever.
Positie
Drinken vanuit een ongemakkelijke houding leidt tot discomfort en tot vermorsen van water. De hoogte van de drinkbakjes of drinknippels moet dus afgesteld zijn op de grootte (hoogte) van de dieren.
Nippels worden vaak horizontaal of naar beneden wijzend in een hoek van ca 45° geplaatst. (situatie A en B in volgende figuur). Dergelijke nippels moeten in principe (ongeveer elke twee weken) hoger worden geplaatst naarmate de dieren groeien, dat wil zeggen ongeveer op schofthoogte van de kleinste dieren (A) of ca 5 cm boven schofthoogte tot 120% van de schofthoogte van de kleinste dieren (B). Aangezien per groep meerdere drinkplaatsen worden aanbevolen, kan het een haalbaarder alternatief zijn om de verschillende nippels op verschillende vaste hoogtes te installeren. Een andere optie is de nippel zo te installeren dat hij 45° naar boven wijst (situatie C), deze positie laat toe een vaste (lage) hoogte te handhaven. Het is echter niet duidelijk welke implicaties dit heeft op vermorsing. Bovendien zou de kans op verstopping of breuk toenemen. Een alternatieve methode is de nippel op de aanbevolen hoogte voor de grootste dieren te plaatsen (bv. op 69 cm hoogte voor varkens van 100 kg). Om ook de dieren van ca 25 kg in staat te stellen de nippel te bereiken wordt dan een trede van ca 25 cm onder de nippel geplaatst.
Hangende systemen hebben het voordeel dat ze gemakkelijk kunnen worden verhoogd met behulp van een ketting. Ze moeten elke paar weken worden aangepast in functie van de toenemende lichaamsmaten van de varkens zodanig dat de nippels telkens ca 5 cm boven de schofthoogte hangen. De grootste varkens kunnen zelf de nippel naar de voor hen gepaste hoogte schommelen.
Figuur 1: Mogelijke nippelposities
De ideale nippelhoogte is dus functie van de dierafmetingen en van de gekozen hoek (zie tabel).
Tabel 1: Nippelhoogte in functie van diercategorie en nippelhoek
Diergewicht (kleinste dier van de groep) (kg) |
Nippelhoogte (cm) 90° nippel Formule: 15 x LG0,33 (LG = levend gewicht in kg) |
Nippelhoogte (cm) 45° neerwaartse nippel Formule: 18 x LG0,33 (LG = levend gewicht in kg) |
10 |
32 |
38 |
20 |
40 |
48 |
30 |
46 |
55 |
40 |
51 |
61 |
50 |
55 |
65 |
60 |
58 |
70 |
70 |
61 |
73 |
80 |
64 |
76 |
90 |
66 |
79 |
100 |
69 |
82 |
Zeugen |
90 |
105 |
Beren |
90 |
105 |
Voor een 45° opwaarts geplaatste nippel kan in principe dezelfde hoogte worden toegepast als voor een horizontaal geplaatste nippel, maar er is minder noodzaak om te verhogen. Een alternatief is de nippel dicht bij de stalbodem te plaatsen (situatie D). De kans op breuk of verstopping neemt echter toe.
Voor het aantal nippels wordt een verhouding van minimum 1 per 10 dieren aanbevolen (zeker bij biggen en in het geval van droog voeder), en bij voorkeur minimaal 2 per groep. Op die manier fungeert het tweede drinkpunt als back-up voor het eerste in geval van verstopping of breuk of van intimidatie door ranghoge dieren. Meer dan 20 varkens per nippel moet zeker vermeden worden.
Drinknippels kunnen geplaatst worden boven een bakje zodat het gemorste water opgevangen wordt en nog kan opgenomen worden (op voorwaarde dat het bakje niet te vuil is). Als de bevuiling van het bakje niet kan voorkomen worden is het beter een nippel zonder bakjes te installeren met aandacht voor het gepaste debiet voor de betreffende diercategorie. Ook het gebruik van brijvoerbakken is gunstig om vermorsen van water te voorkomen.
Door middel van een drukregelaar kan het debiet aangepast worden aan de diercategorie. Bij sommige drinknippels is het debiet rechtstreeks instelbaar. Op het aanbevolen debiet wordt verder in de tekst ingegaan.
Drinkbakjes worden bij voorkeur boven een rooster geplaatst, maar bij voorkeur niet in een hoek (om overmatige bevuiling met mest te voorkomen). Soms wordt aangeraden nippels juist wel in een hoek te situeren, om het drinken in een positie met het lichaam evenwijdig aan de nippel te bevorderen. Bij een lage bezettingsdichtheid en voldoende drinkplaatsen is dit echter ook voldoende het geval bij een andere locatie. Varkens moeten uit een bakje kunnen drinken met de kop licht naar beneden. De aanbevolen hoogte (onderkant van het drinkbakje) bedraagt ongeveer 40% van de schofthoogte van het kleinste dier uit de groep. Een te hoge positie bevordert het bijten op de rand, een te lage positie verhoogt de kans op bevuiling. In vergelijking met nippels kunnen meer dieren per drinkbak worden voorzien (tot 30).
Via een brijvoerinstallatie voor vloeibare bijproducten krijgen de dieren het overgrote deel aan drinkwater via het voer aangeleverd. Overschakelen op deze bijproducten levert een grote waterbesparing op bedrijfsniveau, hoewel nog steeds een aparte drinkwatervoorziening verplicht is. Deze drinknippels worden vaak boven de brijvoerbaken geplaatst zodat eventueel gemorst water opgevangen en verbruikt wordt.
Meerdere drinkpunten worden bij voorkeur relatief dicht bij elkaar en bij de voederbak (1 à 2 m) geplaatst. Alleen bij onbeperkt gevoederde zeugen gaat men om de opname te beperken de drinkplaats bewust verder situeren. Varkens zullen namelijk minder eten als de drinkbak (te) ver staat. In combibakken worden beide functies gecombineerd. In zogenaamde brijbakken bevindt de nippel zich boven de voederbak zodat het droog verstrekte voeder kan gemengd worden met water. In principe moeten de varkens ook altijd permanent de mogelijkheid hebben om zuiver water (dus niet vermengd met voeder) op te nemen.
Soms vertonen varkens stereotiep gedrag en gaan ze zonder echt te drinken op de drinknippels bijten. Zeugen in (kraam-)hokken vertonen nogal eens dergelijk gedrag. Gepast verrijkingsmateriaal aanbrengen kan hier een oplossing zijn.
Waterbehoefte en debiet
Gemiddelde waterbehoefte en aanbevolen debiet per diercategorie worden weergegeven in de volgende tabel. Waterbehoefte varieert echter in functie van stalklimaatkenmerken (temperatuur, luchtvochtigheid, luchtsnelheid), bezettingsdichtheid, voeder, gezondheids- en stresstoestand. Een vuistregel stelt dat tussen 20 en 40 kg de waterbehoefte ca 0,85 l per 10 kg bedraagt, van 40 tot 60 kg is dat ca 1 l per 10 kg.
Het debiet mag vooral voor biggen (die aarzelende drinkers zijn) niet te groot zijn. Een te groot debiet kan drinkgedrag ontmoedigen en geeft verspilling van water. Oudere dieren zijn dan weer ongeduldige drinkers. Voor hen is een te laag debiet frustrerend, met ongewenst gedrag en bij sommige dieren mogelijk een te lage opname en verminderde prestaties als gevolg.
Tabel 2: Waterbehoefte en debiet in functie van diercategorie
|
Waterbehoefte (l/dier.dag) |
Debiet (l/min) |
Kraamzeugen |
15 + 1,5 per big |
2-4 |
Drachtige zeugen |
8-15 |
1-2,2 |
Vleesvarkens > 20 kg |
2-4 |
1-1,5 |
Vleesvarkens > 50 kg |
5-8 |
1-1,5 |
Vleesvarkens > 100 kg |
8-12 |
1-1,5 |
Gespeende biggen > 10 kg |
1-2 |
0,5-0,8 |
Niet-gespeende biggen > 5 kg |
0,7 |
0,3-0,5 |
Beren |
10-15 |
1-2,2 |
Enkele tips op het vlak van drinkwater:
- Controleer dagelijks de watervoorziening.
- Laat minstens jaarlijks een wateranalyse uitvoeren. De meeste lastenboeken leggen dit trouwens op (Certus: jaarlijks, Beter Leven: driemaandelijks).
- Evalueer tussendoor zelf de waterkwaliteit door regelmatig een staal te nemen aan het begin en aan het eind van de leiding, bv. in een doorzichtige bokaal. Laat de twee bokalen een uur rusten in een heldere ruimte. Beoordeel het water op kleur (doel: geen), helderheid (doel: volledig helder), bezinksel (doel: geen) en geur (doel: geen).
- Laat bij het begin van een ronde het oude, stilstaande water uit de leidingen lopen, bv. door een wasknijper op de nippel te plaatsen.
- Kies bij voorkeur voor nippels tenzij voor niet-gespeende biggen.
- Kies voor niet-gespeende biggen voor drinkbakjes. In het geval van vrijloopkraamhokken moeten deze beschermd worden tegen manipulatie en vervuiling door de zeug, bv. door een beugel rond het bakje.
- Ga regelmatig het debiet na: bedien bv. de nippel gedurende 15 of 30 seconden, vang het water op in een maatbeker (of giet het water over) en noteer de hoeveelheid. Om het debiet in l/min te bekomen verviervoudig of verdubbel je de opgevangen hoeveelheid.
- Test zowel nippels dicht als ver bij de aanvoer. Een groot verschil kan duiden op verstopping of onvoldoende druk.
- Zorg bij gebruik van drinkbakken (bv. in de kraamstal) voor een goede en regelmatige reiniging.
- Spoel bij voorkeur na het reinigen en ontsmetten (met inachtneming van voldoende contacttijd) voldoende na met water van drinkwaterkwaliteit om alle resten van het ontsmettingsmiddel te verwijderen of maak minstens de drinkbakjes goed vrij van ontsmettingsmiddel.
- Neem maatregelen om de biofilm te verwijderen.
- Reinig altijd de waterleiding na het toepassen van medicatie.
- Vermijd doodlopende stukken leiding bij de aanleg van het leidingstelsel.
- Ontijzer of ontkalk indien nodig het water.
- Drinkwaterverbruik en diergezondheid zijn gerelateerd. Veranderingen in het drinkwaterverbruik kunnen een indicatie zijn van potentiële gezondheidsrisico’s. Het kan dus de moeite lonen het verbruik te monitoren.